'Zo, en nu gaan we douchen!'
'Dat kan niet.'
'Natuurlijk wel.'
'Nee hoor.'
'Waarom niet?'
'De douche is stuk.'
'Stuk? Hoe weet jij dat dan?'
'Dat heb ik gehoord.'
'Van wie?'
'Van een meneer.'
'Een meneer?'
'Ja, van een meneer aan deur.'
'Wanneer dan?'
'Gisteren.'
'En wat zei die dan?'
'Dat de douche stuk is.'
'O.'
'En hij had een hoedje op.'
De gesprekken met Isolde nemen zo onderhand kafkaeske vormen aan. Waar haalt ze dat allemaal vandaan?
1 opmerking:
briljant
"en hij had een hoedje op"
Een reactie posten