Het gaat een beetje ver om te zeggen dat het de énige reden
is om naar de kerk te gaan, maar de koffie na de dienst beschouw ik als
wezenlijk deel van de zondagse eredienst. Natuurlijk, je kunt diep geraakt
worden door een lied en soms is een Bijbeltekst zomaar raak, maar echte
geestelijke overgave en dankbaarheid ervaar ik doorgaans aan de twee wankele
tafels voorin de kerk, bij de thermoskannen en plastic bekers. Daar kan geen
preek tegenop.
En ook het koffiezetapparaat thuis niet: die anderhalf uur
durende kerkdienst ervoor maakt wezenlijk verschil. Hoe beroerd de kerkkoffie
bij vlagen ook is, de diepe ervaring van bevrijding en nieuw leven maakt het
tot een godendrank.
Hemelpoorten
Als er ook nog koekjes zijn, komen de hemelpoorten helemaal
in zicht. Hoewel het verlangen naar de wederkomst gedurig aanwezig is, ben ik
altijd enigszins bevreesd dat het bazuingeschal aanvangt terwijl ik mij na de
kerkdienst een weg naar voren worstel (devies: ellenbogen naar buiten,
christelijk glimlachen). Ondertussen vuur ik mijn kinderen aan om alvast
vooruit te rennen. Wie is er nederig en vooral klein? Die zal bij ons de eerste
zijn. “En neem voor mij ook een paar koekjes mee,” sis ik nog snel, als ze
verdwijnen in een woud van volwassen benen.
Korstje
Heel af en toe – zie ik daar een ladder uit de hemel
neerdalen? – is er cake. Zelfgemaakt, door een zuster. Cake met zo’n licht
krokant korstje, in een Tupperware-doos. Maar terwijl de heiligen van het
eerste uur de buit al binnen hebben, ben ik nog maar halverwege. De kindermissie
mislukt – ‘Nee, geen suikerklontjes! Koekjes!’ – en de stroom kerkverlaters om
tegenin te roeien is schier eindeloos, de onwetenden, zij die niet begrijpen
dat de echte beloning nog moet komen. Nog maar eens een zalvende glimlach (doe
alsof je in een rijpe perzik bijt, dan zit je altijd goed) na een lichte
aanvaring. Waar gaan al die mensen naartoe? Het pad is smal, het oog van de
naald is klein, maar uiteindelijk komen de koffiepotten uit Egypteland in
zicht. Hier heb je het voor gedaan. Geen rustige vaart, wel een behouden
aankomst.
Links en rechts schieten kinderen voorbij, hun handen vol
koekjes en cake. Die lusten vanavond geen maal meer natuurlijk, dat wordt
hommeles. Maar de echte geestelijke apotheose moet dan nog komen: er ligt nog
maar één koekje. Een oogwenk duurt een eeuwigheid, een jaar is als duizend
jaren terwijl je een arm uitstrekt. Dat ik het toch grijpen mag.
Weg. Te laat. Als een dom meisje blijf je achter met een
lege olielamp. Maag, in dit geval.
Bazuinen
En dan krijg ik toch nog een plakje cake. Zomaar, van een
broeder, het wat twijfelend wil afstaan in de hoop dat ik het aanbod afsla. Ik
besluit hem te helpen in zijn nederige missie – “je hebt een schat in de hemel”
– en gris het plakje uit zijn handen. Soms moet je niet aarzelen om de ander
tot hand en voet te zijn. Of mond. Hoor ik daar bazuinen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten