En dan is het gevaar nog niet geweken, want de piloot is vermoedelijk
een vermomde drankzuchtige dwerg die slecht geslapen heeft en de co-piloot een
aan lager wal geraakte acrobaat met een houten been en ongelofelijk slechte
ogen. En op het vliegveld hebben ze per ongeluk limonade getankt.
Vliegen is niet helemaal mijn ‘ding’, zeg maar. Na elke
vlucht spreek ik mijzelf dan ook streng toe: dit is de laatste keer geweest. En
nu echt! Okee, maar nu echt heel erg serieus. En elke keer herinner ik mij die
woorden haarscherp als de motoren aanzwellen voor weer de volgende start. Stom
genoeg stap ik steeds weer in.
Pogingen om mijzelf te ontspannen - ‘straks staan we
veilig en wel aan de grond’ en ‘er komen meer mensen om in het verkeer dan in
de lucht’ (wat is daar in vredesnaam geruststellend aan?) - stranden op de
diepgewortelde angst het lot te tarten, dat wel raad weet met dat soort
hoogmoed. Ha, ik ga een beetje onbezorgd in het vliegtuig zitten, dan kun je
net zo goed meteen naar buiten springen.
Pilletjes, mindfulness, cognitieve therapie, het maakt
niet uit, ik zit met natte handen in het vliegtuig. Volledig bereid om te
sterven, in het reine met het leven én de dood. Dat is eigenlijk het enige
goede aan vliegen.
Ik ga met de auto op vakantie dit jaar. Of wacht, dat
is nog erger dan vliegen. Ik pak de fiets wel.